Spreuken 7:13-21 Statenvertaling (SV1750)

13. En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:

14. Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;

15. Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.

16. Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte;

17. Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt;

18. Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.

19. Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen;

20. Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.

21. Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.

Spreuken 7