Spreuken 6:8-14 Statenvertaling (SV1750)

8. Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst.

9. Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan?

10. Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende;

11. Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.

12. Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om;

13. Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;

14. In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.

Spreuken 6