Spreuken 6:1-4 Statenvertaling (SV1750)

1. Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;

2. Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds.

3. Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste.

4. Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering;

Spreuken 6