Spreuken 6:1-2 Statenvertaling (SV1750)

1. Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;

2. Gij zijt verstrikt met de redenen uws monds; gij zijt gevangen met de redenen uws monds.

Spreuken 6