Spreuken 5:8-13 Statenvertaling (SV1750)

8. Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;

9. Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;

10. Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;

11. En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;

12. En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!

13. En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!

Spreuken 5