Spreuken 30:22-25 Statenvertaling (SV1750)

22. Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;

23. Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.

24. Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien.

25. De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs.

Spreuken 30