Spreuken 30:18-24 Statenvertaling (SV1750)

18. Deze drie dingen zijn voor mij te wonderlijk, ja, vier, die ik niet weet:

19. De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd.

20. Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht!

21. Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die zij niet dragen kan:

22. Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;

23. Om een hatelijke vrouw, als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij erfgenaam is van haar vrouw.

24. Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien.

Spreuken 30