Spreuken 28:21-24 Statenvertaling (SV1750)

21. De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.

22. Die zich haast naar goed, is een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek hem overkomen zal.

23. Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit.

24. Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel.

Spreuken 28