1. Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
2. Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
3. Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;
4. En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.
5. Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.
6. Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.
7. Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.
8. Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.