5. De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen.
6. Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden?
7. De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.
8. Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.