9. De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben.
10. De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven.
11. De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen?
12. De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
13. Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
14. Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
15. Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.