Spreuken 15:26-31 Statenvertaling (SV1750)

26. Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.

27. Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.

28. Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.

29. De HEERE is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren.

30. Het licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente vet.

31. Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten.

Spreuken 15