11. De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen?
12. De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen.
13. Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
14. Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.