7. Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.
8. Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
9. Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
10. Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid.
11. Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
12. De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.