Spreuken 13:17-25 Statenvertaling (SV1750)

17. Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.

18. Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden.

19. De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.

20. Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.

21. Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.

22. De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd.

23. Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.

24. Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.

25. De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.

Spreuken 13