13. Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
14. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
15. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
16. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.