11. Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
12. Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;
13. Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.
14. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.
15. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.