6. Zo zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen hem aan de veren van de Jordaan, dat te dier tijd van Efraim vielen twee en veertig duizend.
7. Jeftha nu richtte Israel zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet, stierf, en werd begraven in de steden van Gilead.
8. En na hem richtte Israel Ebzan, van Bethlehem.
9. En hij had dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar buiten, en bracht dertig dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij richtte Israel zeven jaren.