7. (81:8) In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela.
8. (81:9) Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, Israel, of gij naar Mij hoordet!
9. (81:10) Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.
10. (81:11) Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
11. (81:12) Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israel heeft Mijner niet gewild.
12. (81:13) Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
13. (81:14) Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel in Mijn wegen gewandeld had!
14. (81:15) In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
15. (81:16) Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn.
16. (81:17) En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen.