2. Zij hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands.
3. Zij hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten; en er was niemand, die hen begroef.
4. Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.
5. Hoe lang, HEERE? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden?
6. Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen.