Psalmen 78:33-37 Statenvertaling (SV1750)

33. Dies deed Hij hun dagen vergaan in ijdelheid, en hun jaren in verschrikking.

34. Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg;

35. En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.

36. En zij vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong.

37. Want hun hart was niet recht met Hem, en zij waren niet getrouw in Zijn verbond.

Psalmen 78