Psalmen 78:20-29 Statenvertaling (SV1750)

20. Ziet, Hij heeft den rotssteen geslagen, dat er wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden?

21. Daarom hoorde de HEERE, en werd verbolgen; en een vuur werd ontstoken tegen Jakob, en toorn ging ook op tegen Israel;

22. Omdat zij in God niet geloofden, en op Zijn heil niet vertrouwden.

23. Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende;

24. En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren.

25. Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging.

26. Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte;

27. En regende op hen vlees als stof, en gevleugeld gevogelte als zand der zeeen;

28. En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen.

29. Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.

Psalmen 78