14. Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen.
15. Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.
16. De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; Gij hebt het licht en de zon bereid.
17. Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd.
18. Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd.