1. Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des konings.
2. Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid, en Uw ellendigen met recht.
3. De bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, met gerechtigheid.
4. Hij zal de ellendigen des volks richten; hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen, en den verdrukker verbrijzelen.
5. Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.
6. Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen.
7. In zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij.