29. (69:30) Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.
30. (69:31) Ik zal Gods Naam prijzen met gezang, en Hem met dankzegging grootmaken.
31. (69:32) En het zal den HEERE aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.
32. (69:33) De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven.