Psalmen 68:9-19 Statenvertaling (SV1750)

9. (68:10) Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.

10. (68:11) Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!

11. (68:12) De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar.

12. (68:13) De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.

13. (68:14) Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.

14. (68:15) Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon.

15. (68:16) De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg.

16. (68:17) Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid.

17. (68:18) Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinai in heiligheid!

18. (68:19) Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!

19. (68:20) Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.

Psalmen 68