11. (65:12) Gij kroont het jaar Uwer goedheid; en Uw voetstappen druipen van vettigheid.
12. (65:13) Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging.
13. (65:14) De velden zijn bekleed met kudden, en de dalen zijn bedekt met koren; zij juichen, ook zingen zij.