1. Een psalm van David, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. (62:2) Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil.
2. (62:3) Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn Hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen.
3. (62:4) Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur.