17. (22:18) Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
18. (22:19) Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
19. (22:20) Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
20. (22:21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.