Psalmen 18:37-47 Statenvertaling (SV1750)

37. (18:38) Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.

38. (18:39) Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.

39. (18:40) Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.

40. (18:41) En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.

41. (18:42) Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.

42. (18:43) Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.

43. (18:44) Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend.

44. (18:45) Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.

45. (18:46) Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.

46. (18:47) De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!

47. (18:48) De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt;

Psalmen 18