Psalmen 18:34-42 Statenvertaling (SV1750)

34. (18:35) Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.

35. (18:36) Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.

36. (18:37) Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.

37. (18:38) Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.

38. (18:39) Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.

39. (18:40) Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.

40. (18:41) En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.

41. (18:42) Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.

42. (18:43) Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.

Psalmen 18