Psalmen 18:27-35 Statenvertaling (SV1750)

27. (18:28) Want Gij verlost het bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert Gij.

28. (18:29) Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.

29. (18:30) Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.

30. (18:31) Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.

31. (18:32) Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?

32. (18:33) Het is God, die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.

33. (18:34) Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.

34. (18:35) Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.

35. (18:36) Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.

Psalmen 18