Psalmen 17:3-8 Statenvertaling (SV1750)

3. Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.

4. Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers;

5. Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.

6. Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede.

7. Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan!

8. Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,

Psalmen 17