3. Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
4. Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
5. Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
6. Dien, Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
7. Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.