4. (13:5) Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
5. (13:6) Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil;
6. ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.