162. Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
163. Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
164. Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
165. Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
166. O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.