Psalmen 116:5-18 Statenvertaling (SV1750)

5. De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.

6. De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.

7. Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.

8. Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.

9. Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden.

10. Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.

11. Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.

12. Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?

13. Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.

14. Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.

15. Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.

16. Och, HEERE! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt mijn banden losgemaakt.

17. Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.

18. Ik zal mijn gelofte den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.

Psalmen 116