Psalmen 109:19-22 Statenvertaling (SV1750)

19. Die zij hem als een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt.

20. Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den HEERE, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel.

21. Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij.

22. Want ik ben ellendig en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van mij doorwond.

Psalmen 109