16. Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
17. Dit zijn de namen der mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun.
18. Daartoe zult gij uit elken stam een overste nemen, om het land ten erve uit te delen.
19. En dit zijn de namen dezer mannen: van den stam van Juda, Kaleb, zoon van Jefunne;
20. En van den stam der kinderen van Simeon, Semuel, zoon van Ammihud;