39. Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor.
40. En de Kanaaniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaan, hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen.
41. En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona.
42. En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich in Funon.
43. En zij verreisden van Funon, en legerden zich in Oboth.