13. Alzo togen zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes.
14. Want vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van Amminadab.
15. En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, den zoon van Zuar.
16. En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon van Helon.
17. Toen werd de tabernakel afgenomen, en de zonen van Gerson, en de zonen van Merari togen op, dragende den tabernakel.