28. De mannen van Beth-azmaveth, twee en veertig;
29. De mannen van Kirjath-jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig;
30. De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd en twintig;
31. De mannen van Michmas, honderd twee en twintig;
32. De mannen van Beth-el en Ai, honderd drie en twintig;