17. De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee en twintig;
18. De kinderen van Adonikam, zeshonderd zeven en zestig;
19. De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven en zestig;
20. De kinderen van Adin, zeshonderd vijf en vijftig;
21. De kinderen van Ater, van Hizkia, acht en negentig;
22. De kinderen van Hassum, driehonderd acht en twintig;
23. De kinderen van Bezai, driehonderd vier en twintig;
24. De kinderen van Harif, honderd en twaalf;
25. De kinderen van Gibeon, vijf en negentig;
26. De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd acht en tachtig;