Nehemia 12:31-34 Statenvertaling (SV1750)

31. Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren en omgangen, een ter rechterhand op den muur, naar de Mistpoort toe.

32. En achter hen ging Hosaja, en de helft der vorsten van Juda.

33. En Azarja, Ezra, en Mesullam,

34. Juda, en Benjamin, en Semaja, en Jeremia;

Nehemia 12