Nehemia 12:30-35 Statenvertaling (SV1750)

30. En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven; daarna reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur.

31. Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren en omgangen, een ter rechterhand op den muur, naar de Mistpoort toe.

32. En achter hen ging Hosaja, en de helft der vorsten van Juda.

33. En Azarja, Ezra, en Mesullam,

34. Juda, en Benjamin, en Semaja, en Jeremia;

35. En van de priesters kinderen met trompetten: Zacharja, de zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf;

Nehemia 12