Mattheüs 5:33-40 Statenvertaling (SV1750)

33. Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden.

34. Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods;

35. Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings;

36. Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken;

37. Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze.

38. Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand.

39. Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;

40. En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;

Mattheüs 5