2. En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:
3. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
4. Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.
5. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven.
6. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
7. Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
8. Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.
9. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.