72. En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.
73. En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.
74. Toen begon hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet.