Mattheüs 26:20-23 Statenvertaling (SV1750)

20. En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.

21. En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u, Mij zal verraden.

22. En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?

23. En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.

Mattheüs 26