Mattheüs 22:18-22 Statenvertaling (SV1750)

18. Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide:

19. Gij geveinsden, wat verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning. En zij brachten Hem een penning.

20. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het opschrift?

21. Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.

22. En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan.

Mattheüs 22